“Wat wil de jeugd zelf in cultuuronderwijs terugzien?”
Interview met Linda Ammerlaan
Het landelijke programma Cultuureducatie met kwaliteit (CMK) streeft naar goed cultuuronderwijs op elke school voor ieder kind. In 2021 start de derde vierjarige CMK-periode. Daarin is naast het basisonderwijs ook aandacht voor het voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs is voor veel CMK-projectleiders nieuw terrein, bovendien betekent een extra doelgroep meer uitdagingen. Wij vroegen Linda Ammerlaan om tips bij het ontwikkelen van plannen voor het voortgezet onderwijs.
CMK-3 focust zich nu ook op het voortgezet onderwijs. Waarom is dat zo?
“Als je cultuuronderwijs op de basisschool krijgt, maar het wordt niet doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs, dan krijg je een gat. Andersom ook. Als je vanuit de basisschool geen ervaring hebt, en je krijgt ineens cultuuronderwijs op de middelbare school, mis je bagage. We moeten de brug slaan tussen primair en voortgezet onderwijs. Daarbij is een goede doorlopende leerlijn belangrijk.”
Je bent begonnen met een oriëntatieronde in de CMK-regio’s. Hoe is dat gegaan?
“Dat is momenteel heel lastig vanwege corona. Het is niet het moment om scholen te benaderen voor cultuuronderwijs. Die hebben nu andere dingen aan hun hoofd. Sommige CMK-projectleiders hebben al een redelijk beeld van het voortgezet onderwijs en sommigen zijn echt nog in het prille stadium.”
Voor veel regio’s is vo nieuw terrein. Kan jij 3 belangrijke tips geven?
“Ik vind het heel belangrijk dat je start vanuit de vraag van de school. Als je daar begint kan het ook dáár verstevigen. En waar zit die vraag? De directie heeft misschien wel een andere vraag dan de kunstvaksectie.”
“Wees verder realistisch in ambitie en focuspunten. Probeer ze op te knippen per jaar, want anders ga je verzanden. En natuurlijk budget; het kost ook gewoon geld. Door enthousiasme kunnen plannen heel groot worden. Te gek! Maar past het binnen jouw budget?”
Is het de taak van de CMK-projectleider om de verschillende vragen van directie en kunstdocenten bij elkaar te brengen? Of mogen er verschillende ambities naast elkaar bestaan?
“Ik vind verschillende ambities interessant, dus ja. En ik zou het ook interessant vinden als het een samenspel wordt tussen de school en een culturele instelling. Zij brengen echt iets anders naar de tafel. Tegelijkertijd ontstaat er deskundigheidsbevordering. Je leert van elkaar. Door met elkaar samen te werken zorg je dat er 1+1=3 ontstaat.
“Het maakt ook dat een scheikundedocent kan denken ‘Hee dit is tof, ik ga in mijn lessen iets met verf doen en kleding’. Het samenspel van kennis en kunde, het breed delen, zorgt dat mensen kunnen aanhaken.”
Kan je twee voorbeelden noemen van inspirerende vo-projecten?
“Ik zal twee voorbeelden geven aan de hand van twee dingen die ik heel belangrijk vind. Punt 1: het eigenaarschap van de jeugd. Wat vindt de jeugd nou eigenlijk zelf van hun onderwijs? En waar willen ze naar toe? En hoe kunnen wij zorg dragen dat zij daar een bijdrage aan kunnen leveren?”
“Femke Otto van KCR heeft Meemakers ontwikkeld. Daar vraagt ze leerlingen op vmbo-scholen: wat zou jij in cultuuronderwijs terug willen zien? Er zijn leerlingen in sommige wijken in Rotterdam die nauwelijks culturele bagage hebben meegekregen. Dus alleen die vraag al is voor de kinderen heel spannend. Uiteindelijk gaan twee leerlingen, met twee docenten in opleiding, hun eigen idee uitvoeren. Dan stappen leerlingen voor het eerst van hun leven een museum in. Die ervaring, dat ze zelf hebben gekozen voor een museum, maakt dat ze denken: “dit museum is ook van mij!” Dat geeft een heel andere lading aan een museumbezoek.”
“Punt 2: hoe kan je zorg dragen dat leerlingen hun eigen omgeving fijn vinden en die ontdekken? Dat is ook één van de doelen van het CMK-programma, dat je een wisselwerking krijgt tussen binnen – en buitenschools. Op een school in Zwolle gaan de leerlingen de eerste twee jaar de wijk verkennen. Dat doen ze door middel van community art. Ze gaan de buurt in en met bewoners praten. Daar geven ze het eerste jaar vorm aan door beeldende kunst in de openbare ruimte te maken. Het tweede jaar duiken ze nog verder de wijk in en maken ze een theatervoorstelling. Ze maken van de buurt hun eigendom. En dat verandert nooit meer.”
Je hebt veel werkervaring in Rotterdam. De middelbare scholen zullen anders zijn in de kleinere gemeenten. Zie je dat verschil ook terug in cultuuronderwijs? Of doen verschillen er niet toe?
“Ik denk het wel, omdat die omgeving zo belangrijk is. Rotterdam is een hele rijke culturele omgeving. In de dorpen is dat heel verschillend. Dan is er wel een bibliotheek maar geen theater. Er is wel een dansschool, maar alleen voor de kleintjes. Daar zit een verschil in. En tegelijkertijd zit daar ook de uitdaging.”
“Verder zie ik geen verschillen tussen in de stad en in de kleinere gemeenten. Bij sommige scholen doen ze het heel goed met cultuurprofielen en is het helemaal niet de vraag of cultuuronderwijs belangrijk is. En bij andere scholen is dat nog niet het geval.”
Wat hoop je dat CMK gaat bereiken?
“Waar ik altijd voor ga is de eindgebruiker: de jeugd. Ik hoop dat er dingen aangeboden worden waardoor cultuur onderdeel wordt van hun wereld. En dat we niet meer hoeven te bevechten dat het belangrijk is, maar dat het aanwezig mag zijn. En het liefst dat jeugd daar zelf een eigen ontwikkeling in kan kiezen.”
Tekst: Annelies Suyker